



Lees de toelichting bij de editie. Gebruik de inhoudsopgave om te navigeren.
Verantwoording
Elias of het gevecht met de nachtegalen van Maurice Gilliams (1900-1982) is een poëtische en dromerige roman die de kwetsbare binnenwereld van een opgroeiende jongen blootlegt. In suggestieve taal wordt een landschap van herinneringen, melancholie en verlangen opgebouwd.
Elias is opgenomen in de Literaire Canon. Meer over deze roman valt te lezen op de canonwebsite .
In de eerste drukversie uit 1936 was er ook een tweede deel, het zogenaamde ‘tweede cahier’, waarin verteller Olivier Bloem, een vriend van Elias op de kostschool, over de laatste periode in Elias’ leven verhaalt. Elias is architect geworden en bouwt een tuinwijk op de Antwerpse linkeroever.
Elias of het gevecht met de nachtegalen werd in 1936 voor het eerst gepubliceerd bij Meulenhoff. Tussen 1936 en 1978 verschenen in totaal tien geautoriseerde drukken. Vanaf de tweede druk in 1943 bestond de roman enkel nog uit de zeven hoofdstukken van het zogenaamde ‘eerste cahier’. Het ‘voorbericht’, het ‘tweede cahier’ en de ‘appendix’ met vier Franse gedichten werden door Gilliams integraal geschrapt en hij wilde niet dat die ooit nog herdrukt zouden worden. De ontstaansgeschiedenis van Elias gaat gepaard met een drastische liquidatie van het ontstaansmateriaal. Gelukkig bewaarde Gilliams veel kopijen, waarop de auteur handschriftelijke correcties, varianten en andere aantekeningen aanbracht. Ook de drukproeven zijn grotendeels bewaard.
Lees meer over de ontstaans- en drukgeschiedenis van Elias in Geen woorden duren zoals het marmer van Liesbeth Van Melle .
Door het grote aantal varianten - meer dan 10.000 individuele verschillen tussen de versies - leent deze roman zich bij uitstek tot het construeren van een digitale varianteneditie om de tekstgenese van het werk te reconstrueren.
In deze webomgeving staat de volledige tekstgeschiedenis van Elias centraal, van de eerste voorpublicatie en handschriftelijke aanzetten tot de laatste geautoriseerde drukversie. Complexe bronnen, zoals kopijen, drukproeven, typoscripten en kladhandschriften, zijn enkel als facsimile te raadplegen. Het digitale apparaat zelf beperkt zich tot de tien gepubliceerde drukversies (1936-1978, D1-D10), de voorpublicatie van het eerste hoofdstuk in Dietsche Warande & Belfort (1933, T) en de laatste correctielaag op het typoscript dat als kopij voor de eerste druk gediend heeft (1936, M3). In totaal zijn er dus 12 versies die met elkaar vergeleken kunnen worden.
In dit digitaal apparaat is het mogelijk om iedere versie als basistekst (oriëntatietekst) in te stellen en dus als leestekst te presenteren. Via die leestekst is er rechtstreeks toegang tot de facsimiles van de gekozen bron. Het variantenapparaat is een wendbaar hulpinstrument voor de historisch-kritische editie, waarbij de gebruiker niet afhankelijk is van een door de editeur gekozen basistekst, maar zelf het perspectief van de tekstvergelijking volgens eigen onderzoeksinteresse kan kiezen. De gebruiker kan het volledige variantenoverzicht beperken tot de meest relevante tekstversies voor het respectieve onderzoek.
De hier gepresenteerde digitale varianteneditie van Elias of het gevecht met de nachtegalen vindt haar oorsprong in het digitale luik bij het proefschrift uit 2007 van Liesbeth Van Melle Geen Woorden duren zoals het marmer . Historisch-kritische editie van Elias of het gevecht met de nachtegalen en Winter te Antwerpen van Maurice Gilliams .
Het proefschrift was gemodelleerd volgens de traditionele driedelige historisch-kritische editie: een eerste deel met de kritische leestekst op basis van een door de editeur gekozen basistekst - in dit geval de eerste drukversie, een tweede deel met de uitvoerige beschrijving van ontstaans- en drukgeschiedenis, receptiegeschiedenis, documentaire bronnen, verantwoording en bibliografieën en een derde deel met het eigenlijke variantenapparaat. Het papieren apparaat - een combinatie van synoptisch en lemma-apparaat èn parallelweergave voor het ‘tweede cahier’ - biedt een volledige reconstructie van de tekstvarianten in alle lagen, inclusief de correctielagen in de complexe bronnen. Naast het papieren apparaat construeerde Van Melle ook een digitaal apparaat, gecodeerd in TEI-XML, een standaard voor de digitale representatie van teksten in de humane wetenschappen. Het opstellen van een digitaal apparaat heeft uiteraard het voordeel van duurzaamheid en flexibiliteit.
In TEI is representatie (inhoud) van de tekst volledig losgekoppeld van de presentatie (vorm). In de representatie kunnen alle tekstvarianten doeltreffend geëncodeerd worden, inclusief de diverse correctielagen binnen eenzelfde fysieke bron, en de taalkundige classificatie van verschillen. Deze inhoudelijke informatie is van onschatbare waarde voor tekstonderzoekers. De uiteindelijke presentatie (en dus de gebruikerservaring) is onafhankelijk van deze editiewetenschappelijke codering. De bouwer van de applicatie bepaalt zelf welke inhoudelijke informatie wordt opgevraagd en dus gepresenteerd.
De gebruikte versie van het elektronische apparaat als onderdeel van het proefschrift was TEI P4. In 2017 werd het bronbestand door CTB-medewerker Ron Van den Branden uitgebreid en omgezet naar de nieuwere versie P5, die meer wendbaarheid en betere zoekfunctionaliteit biedt. Dit resulteerde in een werkende demoversie. In 2025 bouwden Mario Van Assche en Ilya Dierckens dit verder uit tot een grondig herwerkte digitale omgeving met een uitgebreide facsimilebibliotheek en een varianteneditie met verschillende filtermogelijkheden. Bovendien leidt elke in de editie aangeklikte variant tot een dynamische tekstmarkering op de facsimile. Hiervoor zetten we nieuwe technologieën in zoals AI-gebaseerde tekstherkenning en IIIF-beeldtechnologie.
Via het digitale apparaat kan de gebruiker zelf een bron als oriëntatieversie kiezen en dus, afhankelijk van onderzoeksperspectief, een leestekst genereren. Om de leestekst van de complexe bron (het kopijtyposcript M3 voor de eerste druk) te genereren, worden de tussenliggende correctielagen genegeerd en enkel de finale tekstlaag wordt als lineaire versie gepresenteerd. Niet-intentionele fouten worden via annotaties uit de TEI-codering opgehaald en visueel gepresenteerd als noten, de zogenaamde editeursingrepen. De keuze om enkel de laatste lineaire tekstlaag van een bron in de editie te presenteren, is ingegeven door een theoretische afweging die uitgebreid in Geen woorden duren zoals het marmer verantwoord is. De digitale editie wil vooral inzicht bieden in de variatie tussen de mijlpalen in de ontstaans- en drukgeschiedenis. Die verschillen zijn goed voor ca. 95% van alle varianten doorheen de meer dan 40 bronnen. Slechts 5% van de varianten worden hier niet getoond omdat die voorkomen in correctielagen die een publicatie uiteindelijk niet gehaald hebben. Die varianten zijn wel opgenomen in het synoptisch papieren apparaat , dat ook online te raadplegen is via de Academische Bibliografie van de Universiteit Gent. In de digitale editie kunnen facsimiles van complexe bronnen als extra onderzoeksmateriaal voor correctielagen geconsulteerd worden.
De TEI-XML codering is een duurzaam en flexibel ecosysteem. Daaraan kunnen steeds aanpassingen gebeuren of nieuw opgedoken tekstmaterialen of inzichten aan het bronbestand toegevoegd worden, en dus het onderzoekspotentieel van de digitale editie in de toekomst nog verruimen. Zo zou het bijvoorbeeld mooi zijn om daar ook ooit het materiaal van Winter te Antwerpen , Gilliams’ roman uit 1953, aan toe te voegen. Want ook de variatie tussen de zes drukversies van deze roman zijn in het XML-bronbestand uit 2007 geëncodeerd.
Het eindresultaat van deze aanpak is een inhoudelijk rijke en visueel aantrekkelijke webomgeving waarin literatuurwetenschappers rechtstreeks toegang krijgen tot de belangrijkste bronnen voor vergelijking, en geïnteresseerde lezers zich kunnen verwonderen over de volharding waarmee Gilliams aan zijn belangrijkste roman bleef sleutelen.
De bronnen die op de tijdlijn gemarkeerd zijn, verwijzen naar de overgeleverde bronnen uit de ontstaans- en drukgeschiedenis van Elias of het gevecht met de nachtegalen .
Sommige bronnen zijn slechts fragmentarisch overgeleverd en zijn in de tijdlijn opgenomen omwille van hun documentaire waarde. Deze zijn echter niet opgenomen in het variantenapparaat. De fragmentarische beschikbaarheid van dit handschriftelijk materiaal verhindert immers een systematische vergelijking op woord- of zinsniveau van de varianten doorheen de bronnen. Voorbeelden zijn de schoolschriftjes met gedeeltelijke versies van hoofdstukken uit het ‘tweede cahier’.
De bronnen bestaan enerzijds uit exemplaren van de tien geautoriseerde drukken (en de twee fotografische herdrukken die aan het eind van Gilliams’ leven verschenen). Die drukversies zijn bij uitstek statisch en lineair en kunnen beschouwd worden als mijlpalen in de drukgeschiedenis. Ze worden aangeduid met de afkorting D en het volgnummer van de druk (D1-10). Daarnaast zijn er een aantal complexe bronnen. Ze zijn meerlagig met een grondlaag en een of meerdere correctielagen. De complexe bronnen bestaan gedeeltelijk uit fragmentarisch handschriftelijk materiaal uit de vroege ontstaansgeschiedenis van de roman, en gedeeltelijk uit gecorrigeerde versies tussen de verschillende drukken. Gilliams had de gewoonte om verbeteringen en aanwijzingen aan te brengen op een exemplaar van een vorige druk ter voorbereiding van een volgende druk. Deze worden aangeduid met druknummer van het exemplaar dat als basis dient, gevolgd door ‘m’ (manuele correcties), bijvoorbeeld D1m als exemplaar van de eerste druk met manuele correcties, dienend als kopij voor de tweede druk. Het typoscript M3 heeft een aparte status. Niet alleen omdat dit voorafgaat aan de eerste druk en Gilliams er altijd prat op ging al het ontstaansmateriaal te hebben vernietigd. Het is de enige complexe bron met de volledige tekst van Elias , met zowel het ‘eerste’ als het ‘tweede cahier’.
Niet alle bronnen in de tijdlijn zijn al in digitale versie beschikbaar. Tot nu toe zijn de 10 integrale drukversies, de voorpublicatie in DWB , enkele vroege (fragmentarische) handschriften van het ‘eerste’ en ‘tweede cahier’, het volledige kopijtyposcript voor de eerste druk en de kopijen voor de tweede, vierde en laatste druk in de facsimilebibliotheek raadpleegbaar.
De bronnen die geen rechtstreekse aanleiding gaven tot de drukgeschiedenis van Elias , zoals fragmentarische herwerkingen van het verworpen ‘tweede cahier’ voor publicatie in andere werken zoals De man voor het venster , werden niet in deze tijdlijn opgenomen.
Alle drukken van Elias worden in de Gentse Universiteitsbibliotheek bewaard. De manuscripten en de meeste andere bronnen bevinden zich in het Letterenhuis. Het handschrift dat gediend heeft voor een voordracht (M4!) en de niet-geautoriseerde kopij voor de negende druk (*D8m) worden bewaard in het Literatuurmuseum Den Haag.
Door de presentatie van zowel de drukken als complexe bronnen binnen de uitgebreide facsimilebibliotheek, is de opzet van de digitale varianteneditie ruim opgevat, aangezien er tegelijkertijd een belangrijk segment van het Gilliams-archief ontsloten wordt. De databank van facsimiles is uitbreidbaar. In een latere fase kan het enorme archief verder digitaal ontsloten worden.
Voor een gedetailleerde verantwoording en beschrijving van alle bronnen, zie Geen woorden duren zoals het marmer van Liesbeth Van Melle .
In alle tekstweergaven in het variantenapparaat is de door Gilliams geïntendeerde versie gevolgd. Waar de editeur heeft ingegrepen, is die tekstplaats door middel van een ‘note’ gemarkeerd.
In de leesteksten gebeurden een aantal tekstnormalisaties, die voor een begrip van de tekst zelf weinig belang hebben:
Waar een regel afgebroken wordt, heeft inhoudelijk geen belang, want is afhankelijk van de bladspiegel van de respectieve bron. Deze informatie werd niet geëncodeerd, en is bijgevolg ook niet zichtbaar in de editie. Hier geldt opnieuw dat de facsimile geraadpleegd kan worden voor de exacte weergave in de bron. De witregels daarentegen, door Gilliams doorgaans aangegeven door drie sterretjes, zijn wel overgenomen. De paginaovergangen worden eveneens bewaard.
Gewaardeerde partners in dit project zijn, naast Liesbeth Van Melle, het Letterenhuis Antwerpen, Universiteit Gent en de Gentse Universiteitsbibliotheek.
Het onderzoek werd gevoerd aan de Gentse Universiteit in de periode 2003-2007.
De Gentse Universiteitsbibliotheek (Boekentoren) digitaliseerde de tien drukken van Elias en de voorpublicatie van het eerste hoofdstuk in Dietsche Warande & Belfort en maakte die via de catalogus libcatalog.ugent.be volledig online beschikbaar voor het publiek (weliswaar onder copyright). Dit is geen gangbare praktijk bij werken waarvan de rechten nog niet vrijgegeven zijn. Met dank aan Stichting Vita Brevis om die toestemming te geven. Zo laat de tijdlijn in de digitale editie toe om door de hoge kwaliteitsscans te bladeren op de afbeeldingenserver van de Boekentoren. Per druk is er onder het kopje ‘Links’ ook een koppeling voorzien naar het object en de metadata in de online catalogus van de Universiteitsbibliotheek, alsook naar het daaraan gekoppeld IIIF-manifest.
Het Letterenhuis maakte hoge kwaliteitsscans van de belangrijkste handschriftelijke bronnen van Elias en deelde deze met de KANTL. Vanop de tijdlijn kan ook door deze complexe bronnen gebladerd worden. Wanneer beschikbaar wordt ook verwezen naar de objectbeschrijving in de online catalogus van het Letterenhuis, alsook naar het oorspronkelijke IIIF-manifest.
Wij danken ook uitdrukkelijk Stichting Vita Brevis, die toelating gaf voor het publiek toegankelijk maken van materiaal.